Over Johan Parmentier

Nu is het de beurt aan het licht, dat weer anders sculpteert.

Pascal Cornet en Johan Parmentier, een vraaggesprek

Ik sta in de woonkamer van Johan Parmentier en kijk door het open raam naar het zuiden. De twee ateliers die- aan weerszijden de tuin afzomen, dwingen mijn blik naar het glooiende landschap dat zich vanaf de oude haag die de schapenwei achter in de tuin afsluit tot tien, vijftien kilometer verderop uitstrekt, tot de aan gene zijde van het Scheldedal gelegen heuvelrug voorbij Oudenaarde. 

In deze uitsnede is tussen bomen en bosschages nauwelijks een artefact te zien. Geen bebouwing, enkel als je goed kijkt hier en daar een paal. De kleuren wisselen met de seizoenen, de luchten voortdurend. De bomen verliezen hun bladeren, krijgen er nieuwe. Koeien grazen en herkauwen in de wei. De boer trekt voren in zijn akkers, de gewassen vullen die voren. De oogst volgt en alles begint van voren af aan.

Hier, in dit huis, in Huise, leeft en werkt Johan Parmentier in de beslotenheid van zijn ateliers. Door het open raam neemt hij het landschap in zich op. Hij wandelt er vaak doorheen. 

Johan Parmentier laat me zijn twee werkplaatsen zien, links en rechts van de tuin. Ik was er al vaak, en betreed vertrouwd terrein. Hier heersen rust en beheersing. De tinten zijn: wit en grijs van het gips. Brons en Doornikse steen (van vroeger werk) zorgen voor donkerder grijze accenten. Hier en daar schemert de groene waas van geoxideerd brons door. Er is ook het okerbruin van vroegere sculpturen in hout.

De sculpturen zijn elementair gevormd en op het eerste, maar ook het tweede, zicht zeer aan elkaar verwant: cilinders, vlakken, trapachtige vormen. Ze wegen deze elementaire vormen af. Ze variëren, moduleren een beperkt aantal motieven. Sommige werken hangen aan de muur – Johan noemt deze werken ‘reliëfs’. Voor de losstaande, driedimensionale werken gebruikt hij bijna nooit de woorden ‘sculptuur’ of ‘beeld’, dat valt op. Wel heeft hij het over: ‘werk’ en ook gebruikt hij het woord ‘ding’.

Ik laat Johan aan het woord. Soms duurt het lang vooraleer hij het juiste woord vindt. Ik laat hem dat woord zoeken. Af en toe stel ik een vraag. En bij het schrijven van mijn tekst vind ik in oudere teksten, door hemzelf geschreven, enkele zinnen of zinsneden die bevestigen wat ik heb begrepen en die verraden dat Johan Parmentier al vele jaren gestaag en consistent werkt.

“Johan, jouw werk evolueert, als ik dat zeggen mag, langzaam?”

Johan Parmentier: “Elk werk is een stap, een fase die resulteert uit wat eraan voorafging, een verder bouwen”. Dit proces is de constante in mijn werk. Een klein verschil tussen twee werken kan voor mij enorm veel betekenen. Het gaat niet om de spectaculaire transformaties. Het werk is een groei naar telkens nieuwe inzichten, oplossingen. 

Die groei voltrekt zich al doende, langzaam. Zoals mijn ervaring, of noem het bewustwording… Het bestaat uit het ontdekken van nieuwe verbindingen tussen quasi dezelfde elementen. Dan zie ik dat het ook “werkt”, dat ik verder sta…  De dingen openbaren zich maar na een tijd, door er lang bijna obsessioneel mee bezig te zijn.

Vergelijk het met Rothko, die met dezelfde vlakken telkens andere schilderijen maakte. Of Morandi, die een nieuw stilleven creëerde vanuit eenzelfde opstelling, alleen stond dat ene potje nu niet vooraan maar achteraan. Eigenlijk werk ik naar hetzelfde toe . Ik denk ook aan Giacometti, die zei: “Ik zou mijn hele leven dezelfde stoel kunnen tekenen.” Of neem Cézanne, die bleef observeren, om op die manier tot zijn plastische taal te komen.

“ Wat is de jouw belangrijkste motivatie?

De motivatie het te doen is belangrijker dan het resultaat, goed reizen belangrijker dan aankomen. Op die manier wil ik werken, bezig zijn en blijven. Erkenning of succes is niet de drijfveer, zeker niet de enige drijfveer.  Belangrijk is een soort afzondering om op mijn eigen manier en ritme te werken. Is dat egocentrisch? Ja, dat zal dan wel, zeker? 

Het werk dat ik maak, maakt ook mij. Er is geen andere weg. Voor de rest: “Je m’en fous!” Uiteindelijk komt het er voor mij op aan de dingen te hebben gedaan die ik altijd heb willen doen binnen mijn werk. Daar hoeft niet altijd commercie of tentoonstellingsstress bij te komen. Het werk groeit voortdurend, de thema’s blijven. Ze ontstaan uit observatie van de omgeving, van wat buiten mij staat om het via een plastische taal vorm te geven en de toeschouwer ermee te confronteren. 

De aarde, het aardse fascineert me. Die elementaire vormen – de stam van een boom, de voren in de akker, de glooiing van de horizon, het horizontale versus het verticale – intrigeren me. Het gaat mij om het gevoel van ruimtelijkheid, openheid, uitgestrektheid, diepte, verte. 

En niet alleen in fysiek maar ook in mentaal opzicht. Je ziet injouw omgeving altijd ook de veruitwendiging van wat mentaal in jou zit. "Inzicht" vind ik het gepaste woord.

“Kan je iets zeggen over je werkwijze?”

Ik isoleer en interpreteer die visuele elementen en werk ze meestal eerst uit in tekeningen. Je moet het zien als een pars pro toto: door de confrontatie met die elementaire vormen verbeeld ik de dingen en het ruimtelijke zoals ik het ervaar. Hier, vanuit deze omgeving. De taal die mijn sculpturen spreken, is voor mij maar oké als ze binnen een bepaalde verhouding een bepaalde spanning creëren, en een plastisch verhaal worden.

De vormen zijn de woorden, hun onderlinge verhoudingen en structuur de grammatica. Het kan soms jaren duren vooraleer ik de juiste proporties vind. De beelden ondergaan dan ook die veranderingen. Ze blijven bij mij, ik neem weg, voeg er iets aan toe. Een werk is nooit "af". Wel moet het “kloppen”. Er moet een “klank”, een ritme vrijkomen. Het gaat om consistentie, een soort synthese.

De beelden zijn zelfstandig, maar ze maken ook deel uit van een groter geheel. Dat grotere geheel is het uiteindelijke resultaat van het oorspronkelijke gevoel dat mij motiveert om hen te maken.

Mijn werk wil realistisch zijn vanuit de keuze van elementaire vormen die ik door waarneming rondom mij ervaar. 

Ik onderzoek de monumentaliteit, de impuls, de en neem ze op in mijnwerk. Van daaruit ontstaan de sculpturen. We kijken niet genoeg, observeren nooit teveel. De intelligentie van het oog is onschatbaar. Ik ben totaal niet theoretisch bezig maar werk vanuit de intuïtie. Het enige statement is mijn werk zelf.

“Je werkt met elementaire vormen vanuit het aardse en je omgeving. Waar is de mens in je werk?”

Ik ben die mens. Voor mijn part is het aardse in zijn rijkdom het enige wat we hebben. We moeten het koesteren. Als we dat niet doen, gebeuren de rampen. We zullen nooit op een andere planeet kunnen leven. Het is hier of nergens, de rest is illusie.

Om dat duidelijk te maken, heb ik de menselijke figuur als thema niet nodig. Antropocentrisme stoot me tegen. Ik vind dat ik mij als mens meer blootgeef, dat ik mij als mens meer en beter uitdruk als ik los van het thematische van de menselijke figuur werk. 

Je boort andere lagen aan. Het gaat om ruimtelijke kracht, gevoel, maar ook het element tijd – via de evolutie van de werken– en daarbij speelt het licht, het atmosferische een rol. Kijk, hoe het licht gebroken en gevormd wordt op die oppervlakken, op de huid van die vormen. Elke vierkante centimeter heb ik onder handen gehad.

 Het licht sculpteert. Ik houd ervan om die oppervlakken iets on-afs te laten. Dat laat ruimte voor de verbeelding. Ik wil het niet-definitieve in mijn werk integreren. Ik wil een “positief evolueren” laten zien.   

Het gaat niet om een evolutie in de richting van "de perfectie", net zo min als ik een verval zou willen laten zien. Het gaat om een samengaan van robuustheid en fragiliteit van volheid en leegte, van de natuur van de dingen en de ingreep zonder dominantie.

Ik kan enkel de dingen en de natuur door mijn ogen zien en daarvoor iets teruggeven op mijn manier via mijn plastische taal die zich in de tijd ontwikkelt. Dit is het motief voor mijn concentratie en bezig zijn. Toen ik dat eindelijk besefte, bleek er opeens heel veel mogelijk. De dingen kwamen op mij af. Ik moest niet verder zoeken.

“Je vertrekt van tekeningen?”

Ik maak schetsen of sla wat ik zie op in mijn geheugen. Dan werk ik dat uit in tekeningen, in een schetsboek, of op groter formaat. Tegenwoordig werk ik graag met inkt op dekzeil. De tekeningen zijn veelal het uitgangspunt voor mijn beelden. Zij vormen de verkenning, zij zijn het grafische aspect van het verhaal. Het gaat niet om een letterlijke voorbereiding. Bepaalde elementen van de tekeningen kristalliseren zich uit in driedimensionaal werk werk. Ze ruimen een zekere afstand of barrière op vooraleer ik ruimtelijk ga werken. Maar binnen die functie moeten tekeningen ook de autonome kracht hebben van een zelfstandig expressie middel. 

“Een sculptuur hoeft niet per se op de grond te staan?”

De laatste jaren ben ik bewuster mijn sculpturen gaan zien in andere ruimtelijke opstellingen dan een plaatsen op de grond in de ruimte. Geïntegreerd aan de wand als onderdeel van de architecturale context vind ik een boeiend gegeven en uitgangspunt. Het wordt een samenspel met de wand of de hoek waarin ik ze ophang. Het opent mogelijkheden voor mijn werk  die mij voordien onbekend waren.

“Je werkt met verschillende materialen?”

Het materiaal is voor mij een heel belangrijk gegeven. Doorheen de materie en de manier waarop je ermee werkt krijgt de vorm zijn expressie. Het staat in functie van een thematiek die mij boeit en die ik verder ontwikkel.

Enerzijds werk ik met gips en brons, anderzijds steen. Bij de eerste, moet je zelf vormgeven. Dat is een losse manier van werken, een heel ander procedé dan in steen. Daar moet je de vorm niet opbouwen maar bevrijden.

Steen is zelf in oorsprong organische materie, een onderdeel van de natuur en ook natuur. Dat moet je dus  onderzoeken. Bij steen gaat het mij veel meer om de relatie tussen het inwendige van de steen en de organische buiten-vorm van de steen, zoals die zich heeft gevormd tot een massa.

Een relatie die ik toon door een ingreep, met als doel de kracht van de oorspronkelijke vorm en materie te respecteren, zijn natuur te behouden. Het is als teruggaan in de tijd, via de binnenkant van zijn materie. Steen is in de loop van miljoenen jaren gevormd. Zoals ik vroeger heb gezegd, steen heeft alle tijd in zich en staat los van de tijd. Een geoloog zei mij ooit: “Steen bevat een kalender”. Je denkt wel eens na vooraleer je ermee begint want het is duidelijk een andere kalender dan de onze, dan die van de mens. Zo zaag je ook niet zomaar een eeuwenoude boom om.

Sinds kort gebruik ik een soort van steenhars. Die grondstof ligt voor mij tussen gips en steen in. Hij heeft een eigen karakter, maar biedt me heel wat mogelijkheden. Het is een snel hardende materie, waarop achteraf ook nog bewerkingen mogelijk zijn.  Ik voel geen afstand als ik ermee werk. Zoals dat bijvoorbeeld met andere kunstmaterialen wel het geval is. 

Het werk in brons en de keuze voor dit materiaal is bepaald door een thematiek. Het is de vertaling van wat ik direct visueel in de natuur, en het landschappelijke van mijn omgeving ervaar. Voortvloeiend uit tekeningen en notities. Bomen, vegetatieve elementen in hun ruimtelijke contekst. Dit in combinatie met het onderzoek naar de aard van brons als materie met eigen mogelijkheden en beperkingen.

 

Citaten van J. Parmentier uit eerdere publicaties

Een tekening is een blauwdruk van hetgeen zich in je gedachten ontwikkelt en naar vorm vraagt. Dit bevat soms de kiem van wat later een sculptuur kan worden. 

Steen staat los van de tijd en heeft alle tijd in zich.

De sculpturen zijn geen afbeeldingen maar uitbeeldingen van krachtlijnen…

Tekenen is een vorm van vastleggen, onthouden, vasthouden. Een eerste stap om dichter te komen, afstand op te ruimen tussen mijzelf als toeschouwer en hetgeen mij fascineert.

Ik heb gewerkt (…). Nu is het de beurt aan het licht, dat weer anders sculpteert.